Ik geloof, als je ze het onze docenten vraagt, dat de meeste zullen zeggen dat hun vak niet het doel is, maar een middel. “Ja” hoor ik de docent Engels zeggen, “ze moeten leren hoe ze zich verstaanbaar maken, en ja, dat is belangrijk, maar uiteindelijk is dat niet het belangrijkste wat ik doe. Mijn doel is leerlingen ondersteunen bij hun ontwikkeling naar volwassenheid en voor te bereiden op de rest van hun leven.”
Je kan een onderscheid maken tussen de vaardigheden die je nodig hebt voor je professionele leven en de vaardigheden die je nodig hebt om je leven te leven. Het is gek, we vinden het allemaal essentieel leerlingen voor te bereiden op hun leven, maar het lijkt bijna alsof we dat stiekem doen. Het komt niet terug in ons PTA (waar we de leerdoelen van onze leerlingen opschrijven), niet in ons lesrooster en er zijn geen structurele afspraken over hoe we hieraan werken. De hoofdtaak voor persoonsvorming en levensvaardigheden ligt bij de mentoren, en hoewel zij zeer begaan zijn en hard werken, blijft er naast de klassenadministratie, het corrigeren van te laat komende leerlingen en het blussen van allerlei brandjes vaak onvoldoende tijd over.
Deze situatie zie je terug op nagenoeg alle middelbare scholen. Op de websites lees je dat scholen persoonsvorming heel belangrijk vinden, maar in de praktijk richten we ons onderwijs in rond de schoolse vaardigheden. Als er tijd over is werken we aan persoonsvorming. Dit ligt waarschijnlijk in hoe ons schoolsysteem historisch gegroeid is. Van oudsher zijn scholen bedoeld om kennis en vaardigheden bij te brengen die je een goede werknemer maken. Later kwam hier bij dat je een goed burger moet zijn. Dit zien we terug in de schoolvakken, schoolexamens en leerdoelen die landelijk vastgesteld zijn. Het door het ministerie ingestelde platform ‘Ons onderwijs 2032’ heeft onderzocht of deze landelijke doelen nog passen bij deze tijd en de toekomst. In 2016 was hun belangrijkste advies dat:
“De brede opdracht van de school omvat de hoofddoelen van het onderwijs: kennisontwikkeling, maatschappelijke toerusting en persoonsvorming. Wij stellen dat er een beter evenwicht nodig is tussen deze doelen in het curriculum dan op dit moment het geval is. Er is vooral meer nadruk op de persoonsvormende kant gewenst.”.
Oftewel, we willen ook gaan opleiden tot mooie mensen.
Dit advies, waarin opgeroepen werd om ruimte maken voor persoonsvormend onderwijs door minder nadruk te leggen op de klassieke lesstof en schoolvakken, werd niet goed ontvangen. De (school)vakverenigingen, politiek en media vonden het een slecht plan en er werd een andere weg ingeslagen. Onder de naam curriculum.nu wordt nu gekeken hoe we de schoolvakken en lesdoelen die er al zijn kunnen versimpelen en stroomlijnen. In het kort, de oude vakken en lesdoelen blijven de basis voor ons onderwijs.
Dit is geen analyse van de deugd van het voorstel of waarom het niet aangenomen is, maar is bedoeld om aan te geven dat er landelijk vraag is naar meer persoonsvormend onderwijs, en dat het lastig blijkt deze omslag te organiseren.
Vermoedelijk lopen we op X11 voorop met het belang dat we hechten aan persoonsvormend onderwijs en levensvaardigheden, en lopen we ook voor in hoe we dat laten terugkomen in het onderwijs dat we geven. Maar de vraag rest, hoe maken we levensvaardigheden een structureel onderdeel van ons onderwijs?
Er gebeurt op X11 al veel op dit gebied, maar dit gebeurt vooral op individuele basis. Veel docenten zijn in hun eigen les bezig met leerlingen opvoeden en proberen leerlingen naast vakkennis levensvaardigheden mee te geven. Daarnaast schrijven we op dit moment een nieuw schoolplan met daarin een hoofdstuk over hoe we kunnen zorgen dat leerlingen en leerkrachten op X11 gelukkig zijn. Er zijn initiatieven voor positief en waarderend onderwijs. Vanuit leerlingondersteuning willen we meer aan de slag met het aanleren van vaardigheden om conflicten te voorkomen en zelf op te lossen, in plaats van helpen nadat de ruzie geweest is. Bij loopbaanoriëntatie (LOB) verandert de vraag van ‘wat wil je later worden’ naar ‘wie wil je zijn’. Bij mens & maatschappij maken we de leerlingen zelf onderdeel van het lesprogramma, met de gedachte dat ze zelf ook mens zijn. Dit hebben we in het curriculum opgenomen onder de naam ‘levenskunst’.
Levenskunst heeft als doel leerlingen een gereedschapskist aan te bieden vol met vaardigheden en attitudes die kunnen helpen bij het leiden van een fijn, zinvol en veerkrachtig leven. Er is onderzoek gedaan naar waar mensen gelukkig van worden en er zijn vaardigheden te leren om een fijner leven te leiden. Ieder mens is anders en we streven ernaar leerlingen te helpen in de zoektocht naar wat voor hen een goed leven is.
Tot nu toe is het een pilot, sommige lessen werken beter dan anderen, maar het lijkt over te komen. Leerlingen geven aan het leuk en zinvol te vinden, en ondanks dat het ‘huiswerk’ nooit verplicht is gaan ze er wel mee aan de slag. We hopen dit uit te breiden naar meerdere leerjaren en liefst onderdeel te maken alle vakken.
In de praktijk betekent het dat we het vak ‘levenskunst’ momenteel geven aan een aantal brugklassen en een 5 havo klas. Hierbij werken we 1 uur in de week aan vragen als ‘waar ben ik dankbaar voor?’, ‘hoe voer je een goed gesprek?’, ‘hoe kan ik mijn aandacht sturen?’ en ‘wat is voor mij een zinvol leven?’. We geven wat achtergrondinformatie maar gaan vooral concreet aan de slag en met elkaar in gesprek. Doorgaans nodigen we leerlingen ook uit om er thuis iets mee te doen. Zo gingen we bij dankbaarheid in de les dingen bedenken waar we dankbaar voor zijn in ons leven en een brief schrijven aan iemand waar we dankbaar voor zijn. Het huiswerk was de brief geven en ervaren hoe dat is. Bij de les over nieuwsgierigheid schreef iedereen op geeltjes waar ze nieuwsgierig naar waren. Nadat we samen voor een paar vragen strategien bedachten om daar een antwoord op te vinden, ging iedereen voor zichzelf proberen het antwoord op hun eigen vraag te vinden.
Het doel lijkt helder. Het onderwijs over levensvaardigheden en persoonsvorming net zo professioneel en gestructureerd aanpakken als ons vakgerichte onderwijs. De vraag is hoe we dat gaan doen. Moet levenskunst wel bestaan als een apart vak? Moeten alle vakken hier aandacht aan gaan besteden? Moet het rooster anders? En hoe organiseren we dat op een manier dat we gezamenlijk aan een missie werken ipv iedereen zijn eigen wiel uitvindt? Precieze antwoorden hebben we nog niet, maar we zijn er mee druk mee bezig en persoonlijk wordt ik nu al gelukkig van alles wat er al gebeurt.